Beheer van onze graslanden
Onze graslanden bestaan voor een deel uit het natuurtype kruiden- en faunarijk grasland en deels uit vochtig hooiland. Het beheer is gericht op het verbeteren van de kwaliteit en het behoud van biotopen voor insecten, vogels, overige fauna (reeën, hazen) en de voor deze graslanden kenmerkende soorten planten. Het beheer is gericht op verdere verschraling en het verbeteren van de biodiversiteit. Dat doen we door de percelen periodiek, dus meerdere keren per jaar, te maaien en het maaisel af te voeren.
Sinusbeheer
Sinusbeheer is een methode voor insectenvriendelijk maaibeheer dat bijdraagt aan herstel en behoud van biodiversiteit. De percelen grasland worden periodiek gemaaid waarbij delen ongemaaid blijven zodat insecten zich daarnaartoe kunnen verplaatsen. Delen van de insectenbiotoop blijven dus bestaan. Dat zijn de delen waar o.a. dagvlinders en andere insecten hun eitjes leggen en zich kunnen verpoppen.
De werkwijze is om eerst een zogenoemd sinuspad te maaien. Kenmerkend daarbij zijn de golvende randen. Stap twee is het maaien van de vegetatie aan de binnenzijde van het sinuspad. Ten slotte wordt later (rond september) de buitenkant van het sinuspad gemaaid. Niet alles wordt gemaaid, een deel van de vegetatie blijft een winter overstaan. Dat zijn de delen waar eitjes en poppen van insecten ongemoeid worden gelaten om in een volgend voorjaar voor nieuwe generaties te zorgen.
Maaien
Wij maaien met kleine éénassige maaimachines met een geringe snelheid. Daardoor heeft de maaier goed zicht op het deel dat gemaaid wordt en hebben amfibieën en insecten een grotere kans om te ontsnappen aan de messen. Waar we in het voorjaar de aanwezigheid vermoeden van reekalveren in het hoge gras lopen we er eerst doorheen. En uiteraard houden we tijdens het broedseizoen ook rekening met bodembroeders.